Het Stadspark in Antwerpen een groen eiland hartje stad met een heel mooie witte brug in de regen.
Het regent. Geen erg, ik hou van de regen. Ik voel hem aan als vruchtbaar, ook in de stad. Uit het raam gebogen kijk ik in de richting van het stadspark. Mijn straat geeft erop uit en ik zie, omlijst door de laatste huizen, een donker stukje bomen, met daarachter het witte skelet van de hangbrug over de vijver. Het park is te ruiken tot in mijn kamer. Dat komt door de regen, die humusgeur uit de aarde losweekt, en de grond doet ademen.
De hele stad ademt met het park mee. Er is eenheid in de atmosfeer, alsof de ene natheid de andere aantrekt en er zich mee verenigt, het water in de lucht zich vermengd met de glimmende kasseien.
Ik ga de straat op, in mijn lange bruine jas. Veilig en warm loop ik over de natte trottoirs. Alles doet nieuw aan, exotisch de bomen, de huizen, de auto's, de zilte geur die opstijgt uit de grond, de echo van mijn stappen, de stemmen van eenden en meeuwen in het park.
Als de wind me een guts regen in het gezicht slaat, denk ik plots aan Ierland. Ik heb daar, vele jaren geleden, eens een wandeling gemaakt van Howth naar Dublin, helemaal langs de Dublinbaai. Het weer was er zoals vandaag in Antwerpen, nat, en een beetje stormachtig. En er is me toen iets merkwaardigs overkomen ik voelde me onsterfelijk, of liever het zou me niets hebben uitgemaakt te moeten sterven, omdat ik een deel was van een ondeelbare kracht de regen over de baai van Dublin.
Nu regent het over de vijver van het stadspark, ons kleine parkje waarin ik ben doorgedrongen als in een geheimzinnige tuin, waar ik alles voor de eerste keer ga bekijken. Want zo is het de regen heeft steeds weer mijn bewustzijn verscherpt en vernieuwd, ook daarom voel ik hem aan als vruchtbaar, misschien voorkt daarom. Hierin ben ik evenwel geen unicum. Bekijk, als g'er de moed nog eens toe hebt, de reklamefilmpjes in de bioskoop maar eens goed. Daarop ziet men méér dan één fits-á-papa met zijn liefje in de stromende regen stereotiep schaterlachend van de zoveelste nieuwe frisdrank genieten en dat heeft met bewustzijn te maken. Reklame, een stukje bewustzijnsindustrie... In het park is er geen reklame, hoewel... 't kan nog komen. Stel u voor, de naam van een of andere betonfirma keurig op de Duitse bunkers geschilderd, of in de bomen reusachtige plastieken peren als propaganda voor Kaaps fruit. Maar nee, dat zijn misplaatste fantazieën, want er is van dat soort dingen in het park niets te bespeuren. Wel er rondom. Daar hangen affiches, tegen vervallen herenwoningen uit de vorige eeuw. Ge kunt ze zien tot in het park, tussen de takken door, en ge kunt er van alles van leren. Hoe ge een auto kunt kopen en eigenlijk toch sparen, bijvoorbeeld (een echte Belgische stunt). Of hoe ge vanaf uw twaalfde verjaardag al een bankrekening kunt openen, of is het vanaf uw elfde ? Af en toe hangt er ook wel eens reklame van een reisagentschap, hoe ge het voordeligst aan uw plichten als vakantieganger kunt tegemoet komen en zo, maar toch gaan de meeste affiches over auto's, alsof er ergens intrigerende breinen lagen te loeren tot ze een gat hebben gevonden om van ons parkje toch maar een parking te maken, hoewel ik niet denk dat zoiets nog zou lukken. Met de Kruidtuin, den Botanieken Hof, hebben ze 't ook niet kunnen lappen, en dat hebben ze vijftien jaar lang geprobeerd. Wie ? Dat zeg ik niet, want ik weet het uit een officieuze bron.
Dus loop ik door het park met een tamelijk zeker gevoel, bijna geborgenheid, en de reklame stoort me niet, want ik weet dat ze vanaf april volledig aan het zicht zal zijn onttrokken door het jonge groen. Net als ik over dat jonge groen loop te mijmeren, en het in mijn verbeelding al bijna kan zien, word ik aangesproken door een dame.
„Meneer, mag ik u nu eens iets vragen ?"
„Zeker, madam."
Ze is rond de vijftig, klein, blond geverfd, en ze heeft lachende ogen. „Die dingen daar op dat huis, die daar nog ingepakt staan, wat is dat volgens u ?" Ze wijst naar het dak van een nog in aanbouw zijnd appartementsgebouw. een „residentie", die boven de bomen uitsteekt. Net over de rand van het dak zijn een aantal plastieken zakken te zien, in verschillende kleuren. .,Zou dat iets te maken hebben met die panelen om zonneenergie op te vangen?” vraagt ze. „Nee, madam," zeg ik, „dat zijn zeker planten. Ze zullen daar een daktuin willen maken."
„Dan heeft mijne man toch gelijk. U ziet er nogal 'ne specialist uit, en daarom heb ik het u maar eens gevraagd."
„Da's OK madam. Goeiendag." Een specialist ? Aanvankelijk kan ik niet verklaren waarom ze dat dacht, maar dan begrijp ik het : ik liep naar de bomen te kijken. dus met de blik omhoog, in de richting van dat gebouw. En het mens heeft verondersteld, dat mijn mijmering zich toespitste op dingen van technische aard, zoals zonnepanelen.
En dan, als om daktuinen en zonne-energie te relativeren, vliegt er een reiger over bomen en huizen. Hij vliegt in noordelijke richting, en ik stel me voor dat hij op weg is naar Berendrecht, om er te gaan slapen in het Reigersbos. Als dat nog bestaat tenminste.
Knack-Park.pdf