Stefan Wellens (1974)

Ik kende Wannes als kind al. Er werd vaak bij ons thuis gerepeteerd. Als er nieuw materiaal was, werd er heel veel gerepeteerd. Het moest er echt in gebeiteld zitten. Dan werd er al eens een nummer uitgetest. Als het goedgekeurd was, werd er eigenlijk niet meer gerepeteerd. Die repetities waren een soort muziekfeest. Dat begon rond een uur of zes, met een hapje en een drankje. Flor had altijd wel verhalen bij.
Als ik al in bed lag, bleef ik toch luisteren. Toen vader bij de groep kwam (1980-81)was ik zes zeven jaar. Muziek dat was lol maken, dat moest iets heel plezant zijn. Dat is waarschijnlijk een van de redenen waarom ik zelf muziek ben gaan spelen. Als ik later zelf bij Wim speelde repeteerden we nog altijd bij mijn ouders in Pulderbos. Ik was op kot in Antwerpen en dan reden we samen, Wim, Walter Poppeliers en ik naar Pulderbos. De repetitie begon eigenlijk al in de wagen.
Ik ben bij de groep gekomen toen Walter Heynen gestorven is. Ben is later gekomen, omdat Walter te veel werk kreeg met De Nieuwe Snaar.
Met Wannes traden we druppelsgewijs op, maximum twee drie keer per maand.
De vervanging van Walter moest heel snel gaan. Op de begrafenis heeft Wim mij gevraagd. Hij wou zeker geen fluit, wel een donkere strijker. Altviool paste dus perfect. De week erna moesten ik al mee optreden. Ik heb dan op een week alle fluitpartijen omgezet naar altviool. Dat ging redelijk vlot, ook al omdat ik die muziek wel kende. Ik was nog in de studio gaan luisteren toen de vorige CD De kleuren van de steden werd opgenomen, toen nog in 1995 met Walter Heynen. Het grootste deel van het programma kwam toen uit die CD. Technisch ging die omzetting heel vlot. Na dat eerste concert kreeg ik van Wim een prachtige agenda en een fles Sherry als welkomstcadeau. Van Walters weduwe Annemie heb ik de hele kaft van de fluitpartijen gekregen. Meestal kon ik de fluitpartij gewoon een octaaf lager spelen. Walter had natuurlijk een aantal specifieke trucjes zoals een terts boven de hoofdmelodie, die door de viool werd gespeeld. Ik speelde dan geen octaaf lager, maar een sixt lager. Dan klopte het weer. Dat werkte perfect.
Toen we op een bepaald moment Oorlogsgeleerden gingen spelen, moest er een nieuw arrangement geschreven worden. Hij gaf me de versie die hij ooit had gemaakt met Jean Blaute op synthesizer en op basis daarvan mocht ik mijn gangen gaan. Ik zei dat ik het zou proberen, waarop hij antwoordde: ge moet dat niet proberen, ge moet dat doen! Ik ben het zo fier als een gieter gaan tonen in de Van Dijckstraat. Hij vond dat ik heel anders deed dan Walter, maar hij was zeer tevreden.
Ik heb echt zin gekregen om muziek te schrijven door Wannes. Ik volgde toen analyse aan het conservatorium, hoe je moet leren denken in de geest van de componist. Meer dan zomaar een technische analyse. Als Wannes dan zei dat ik mijn gangen kon gaan, dan was dat een echte stimulans.
De mix van oud en nieuw repertoire bleef natuurlijk in het programma. In een concert zaten uiteindelijk niet zoveel liedjes. Zestien, misschien twintig, de rest was gepraat of verhalen van Wim.
In 1995 zat ik in het tweede jaar conservatorium en het werken met Wim liep parallel. Ik heb op het podium leren staan door Wannes. Dat was heel anders dan op het conservatorium. Als klassiek muzikant is alles op voorhand ingestudeerd. Bij Wannes ging het er losser aan toe. Hij paste ook zijn programma aan aan de omstandigheden. Een Davidsfondspubliek is anders dan een zaal vol socialisten. Hij kon daar al een week op voorhand mee bezig zijn. We moesten ook altijd vroeg komen om eventueel nog een en ander door te nemen. Hij wou de zaal voelen voor het concert. Hij stond ook altijd een half uur op voorhand klaar met zijn gitaar in de coulissen. Dat verwachtte hij van ons ook.
Bij Wannes moet je op het podium op het scherp van je stoel zitten. Dat heeft me als muzikant veel geholpen.
Wim zong wel liederen, maar voor mij was dat ook kamermuziek. Ik heb nooit gevonden dat hij volkszanger was. Dat maakte het voor mij ook gemakkelijk als hij een opdracht gaf zoals bij voorbeeld voor De Bunkers. Mijn eerste versie was veel meer hedendaags klassiek, dan de versie die op plaat is gekomen. Het was bijna Bartok, eigenlijk veel te moeilijk. Eigenlijk is het gemakkelijk om iets moeilijk te schrijven. Iets praktisch schrijven is veel ingewikkelder. Maar als je jong bent wil je alles proberen. Wim liet dan wel verstaan dat ik nog beter kon. Het arrangement moet in functie van de tekst staan om een lied te kunnen worden. Hij zei nooit dat het niet goed was, wel dat het nog beter kon.
Het heeft lang geduurd voor we beslist hebben om die laatste CD op te nemen. Mijn vader had daar niet zo veel behoefte aan. We traden tenslotte weinig op, hij vroeg zich echt of we nog wel met iets bezig waren. Wim was zogezegd genezen maar wist natuurlijk wel dat het elke dag anders kon zijn.
We hebben dan met heel de groep vergaderd en uiteindelijk hebben we toch beslist om het te doen. Ook Wim had grote twijfels, al dat georganiseer wou hij niet meer voor zijn rekening nemen. Er was toen niet echt meer een management. Kris Eelen verkocht wel af en toe de groep voor optredens. Maar organisatorisch was er geen vangnet. Ik zag het wel zitten om dat op mij te nemen. Ook uit dankbaarheid. Mijn vader had nog altijd zijn twijfels. Achteraf was hij natuurlijk zeer tevreden. Hij had waarschijnlijk even een motivatiedipje. Dat was gelukkig van korte duur.
Ik stelde dan voor om iemand van buiten de groep als producer te nemen. Uiteraard konden we betrouwen op Frank (Van Bogaert) van studio ACE,  maar ik dacht dat we een extern oor konden gebruiken. Peter Revalck, het brein achter wizards of ooze. (Een Antwerpse funk-jazz-fusiongroep, een kruising tussen Jamiroquai en Frank Zappa, jaren negentig)
Een fantastische muzikant, goeie arrangeur, weet hoe een studio werkt. Hoe kan je akoestisch werken met overdubs. Ik vond dat wel interessant, het kon helpen bij de opname. Dat is toch iets anders dan een live-optreden. In het begin vond Wim dat een heel goed idee. Dan kon hij zich uitsluitend met zijn eigen muziek bezig houden. Na de eerste dag studio bleek al gauw dat Peter het idioom van Wannes echt niet kende. Dat is geen schande, maar hij wou wel zijn ideeën opdringen. Hij wou knippen in de teksten, vond sommige strofes te lang, … Na de derde dag belde Wim met de melding dat er probleem was. Het was genoeg geweest. We stoppen ermee, of we gaan door zonder hem. Heel categoriek. 'Dit gaat niet'. Hij had natuurlijk gelijk. Revalk was een goede muzikant maar kon zich niet inleven in de wereld van Wannes. En dat is natuurlijk essentieel. We hebben hem dan maar afgebeld. Hij had er alle begrip voor. De studio-ingenieur heeft dat dan overgenomen. Het knippen in strofes was de druppel te veel. En het altijd weer opnieuw opnemen, take na take. Frank had natuurlijk door wat er fout ging, maar wou niet meteen ingrijpen. Hij kende Wannes en wist hoe het werkte.

De voorstelling in de AB was een onvoorstelbare ervaring. Een verrassing ook, we wisten niet wat ons overkwam. Toen hij zong van Hier is em terug, volgde er een applaus, vreugde van het publiek, koude rillingen,
We waren op voorhand zeer ongerust. Gaat het nog lukken? Hoe gaat het publiek reageren. Hij begon met Dublin Bay, helemaal alleen. Dan kwamen wij op voor Hier is hem terug. Ik vond die tekst van bij het begin fantastisch. Over elke letter, elke komma, elke punt is nagedacht. Dat zit perfect. Hij schreef het ook nooit fonetisch, want dat klopt niet, dan krijg je Antwerps en dat hoeft niet. Op de hoes van de cd staat em, Door bewust niet fonetisch te schrijven, werd het ook universeler.
Na een concert werd er nooit meer over gepraat. Weg is weg, gedaan is gedaan. De dag erna misschien wel, maar niet in de roes. Hij keek ook altijd vooruit.
De muziek is in de loop der jaren geëvolueerd. Tom Barman heeft eens gevraagd om samen iets te doen. Wim kende deUS niet, popmuziek was zijn afdeling niet. Na een repetitie vroeg hij me dan of ik geen cd's van deUS had. Dan kon hij alvast eens luisteren. Hij vond het wel goed gemaakt.

0110-concerten voor verdraagzaamheid.
Dat was ons allerlaatste concert!
In 2007 op mijn trouwfeest heb ik Wim voor de allerlaatste keer in levende lijve gezien. 1 september 2007.
(Beenmergtransplantatie)
Daarna nog even terug thuis geweest. Begin zomer 2008 is hij nog langs gekomen bij mijn vader. Even goeiedag komen zeggen en een jenevertje drinken. Dat was eigenlijk zijn afscheid. Hij moest de dag erna binnen en hij wist dat het hij niet meer zou buiten komen. 'Ik zie het niet meer goed komen.' Een jenevertje om afscheid te nemen. Goed gebabbeld en veel gelachen. Zo heeft hij afscheid genomen van mijn vader.  

Openbaar leven was echt openbaar. Hij keek ook anders naar de omgeving. Als je met Wim over straat liep zag je andere dingen. Je keek anders. Het paste altijd in een groter verhaal.
Hij raakte het vertrouwen in jongere generatie kwijt. Komen er wel nieuwe denkers? Hi was lichtjes verbitterd. Een soort wantrouwen over de toekomst van de wereld. Maar het kon op een andere dag helemaal anders zijn.

Las geen kranten, maar veel literatuur. Gaf boeken door, behalve privé-domein.
Vandaag heb je al snel de neiging om wat je leest ook als waar aan te nemen. Wim zette overal vraagtekens achter. Op een positieve manier blijven twijfelen.
Hij leerde hoe je je ogen moest gebruiken.
Hij is altijd lucide gebleven, als jonge gast kijk je daar naar op.