WANNES VAN DE VELDE EN DE (NIEUWE) SNAAR – RAAKPUNTEN

Toen mijn broer Jan en ik samen met Jan De Broeck en Stef Koekoekx in 1970 een skifflegroep oprichtten, luisterend naar de welluidende naam ‘Meziek- en Liekesgroep De Snaar’ (sic), speelden we in het begin vooral muziek die een amalgaam was van folk, chanson, blues en protestsongs. Ook traditionele Vlaamse folksongs en zelfgemaakte liedjes in het Nederlands maar vooral in het dialect vonden hun plaats in het repertoire. Het instrumentarium bestond vooral uit snaarinstrumenten, kleine percussie en fluiten en fluitjes. Zeer snel plooiden we ons echter terug op muziek uit de Vlaamse volkstraditie maar wel met de pretentie om zelf ook liedjes toe te voegen aan die traditie. In die periode was er namelijk een heuse ‘folkboom’ in gang gezet in Europa met een groeiende interesse in de eigen muzikale roots. In Vlaanderen werd dit vooral door Omroep Brabant dik in de verf gezet en gestimuleerd. Dit had veel te maken met het ondersteunen van de Vlaamse identiteit in de steeds meer verfransende Brusselse Rand. Ons eerste radio-optreden was dan ook in Lot (Beersel) tijdens een troubadoursavond van Radio 2.

Wannes was toen al enkele jaren een boegbeeld van de Vlaamse folkbeweging geworden zonder dat hij deze titel ambieerde. Het feit dat hij naast het uitvoeren van traditionele muziek ook zelf nieuwe teksten en melodieën bedacht was voor ons een stimulans om ook deze paden te bewandelen. Bij de Snaar werd het accordeon daarom ook het belangrijkste basisinstrument, aangevuld met viool, gitaar, fluitjes en hobo. In de jaren zeventig hebben we met Wannes en zijn groep meermaals het podium gedeeld in jeugdclubs, parochiezalen en festivals. In die periode waren er ook heel veel overladen benefietavonden voor allerlei goede doelen en daar zagen we elkaar ook regelmatig. Ik herinner me nog goed dat ik altijd een tikkeltje zenuwachtiger was tijdens een optreden als ik wist dat Wannes en zijn groep toekeken vanuit de coulissen of vanuit de zaal. In die tijd noemde hij me altijd ‘môtje’ (Antwerps voor maatje) maar dat zal hij wel met meerdere mensen hebben gedaan waarvan de voornaam hem niet te binnen schoot.

En dan was er natuurlijk Mistero Buffo, een ware revolutie in het theater, maar ook in de manier van muziek maken. Ik prijs me nog steeds gelukkig dat ik die voorstelling verschillende keren heb kunnen zien. In het voorjaar van 1976 creëerden we onder leiding van Mark Peeters (een student van Wannes aan Studio Herman Teirlinck) en samen met het Garageteater van Duffel het stuk ‘De Vreselijke Vrede’, gebaseerd op twee klassieke komedies van Aristophanes. De formule was schaamteloos afgekeken van Mistero Buffo, dus ook zeer geëngageerd, een uitgebreide cast en met live muzikale begeleiding door De Snaar, ondertussen verkleind tot een trio. De liedjes werden geschreven door Jan en Mark en de muzikale invloed is heel duidelijk. Zo is de sfeer van het lied ‘FN’ helemaal vergelijkbaar met die van de ‘Oorlogsgeleerden’. Wannes is toen komen kijken en zag dat het goed was.

In 1976 werd het  voor De Snaar de hoogste tijd om een eerste plaat te maken. Omdat we allemaal weg zijn van de stevige en warme klank van het accordeon van Bernard Van Lent op de platen van Wannes, vragen we hem of hij eventueel geïnteresseerd is om onze eerste plaat te producen. Een grote frons op zijn  voorhoofd spreekt boekdelen. Wisten wij veel dat hij het liefst heeft dat zijn muziek zo naturel mogelijk op een plaat terechtkomt zonder al te veel technische hocus pocus. Hij is muzikant, geen technicus en al zeker geen producer. Met de Engelse producer Ron Cottam komt de plaat uiteindelijk wel uit in 1977 met als afsluiter een a capellaversie van ‘Ik wil deze nacht in de straten verdwalen’.

In mijn boek ‘Het verhaal van de Nieuwe Snaar’ beschrijf ik een hilarische anekdote die plaatsvond in januari 1977 in de coulissen van het cc van Ukkel tussen soundcheck en optreden. We waren daar samen met de Groep Wannes Van De Velde en met Walter De Buck naar aanleiding van een troubadoursavond van Omroep Brabant naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de zender. Te lezen op pagina 99 (1e druk) of 97 (2e en 3e druk).

Het is in die periode dat mijn broer Jan een aantal optredens doet met Wannes, ter vervanging van Bernard Van Lent die op dat moment andere bezigheden heeft. Ik herinner me dat Jan zeer vereerd was met de vraag, maar langs de andere kant doodnerveus was om zeker geen muzikale blunders te slaan en zo de meester teleur te stellen maar bij mijn weten is het allemaal goed afgelopen.
In 1981 maken we een tweede elpee en daarop staan zeer uiteenlopende muziekstijlen, van traditionele folk over klassiek tot renaissancemuziek en van reggae tot rock ’n roll. En ook een nummer van Wannes: ‘Het jaar van ’t kind’ dat hij schreef naar aanleiding van dat bewuste jaar in 1979. Een ironisch maar ook kritisch lied met de prachtige ontroerende slotstrofe:

Hij die dit liedje dichtte, hij deed het welgemeend
Hij heeft al zijn gedachten van kinderen geleend
Al is hij in de veertig, hij bleef een heel groot kind
En wenst u dat ge ’t paradijs hier op de aarde vindt.


Ook staan er twee anti-oorlogsliederen uit ‘De vreselijke vrede’ namelijk ‘FN’ en ‘De Zotten Oorlog’ op de plaat, beiden met een duidelijke Wannes-invloed.
Op het einde van 1981 stoppen we met De Snaar, nemen we in goede verstandhouding afscheid van Stef Koekoekx en in januari verrijst De Nieuwe Snaar uit de as met Geert Vermeulen als nieuw lid en met de ambitie om meer afstand te nemen van het folkidioom (wat we eigenlijk al jaren aan het doen waren) en iets te betekenen in de wereld van het muziektheater. Maar het accordeon, de viool en de hobo zullen het basisinstrumentarium blijven dat in de loop der jaren steeds verder wordt uitgebreid.

Vanaf nu maken we om de drie jaar een nieuwe muziektheatervoorstelling en Wannes zal samen met Krista een trouwe bezoeker blijven van al onze voorstellingen, meestal in de Arenbergschouwburg. Naar aanleiding van een van onze shows deed hij ooit een uitspraak die ik nooit zal vergeten en blijf koesteren: ‘De Nief Snaar, die mannen, die zijn gelukkig ontsnapt aan de showbusiness’, waarmee hij bedoelde dat we steeds onze eigen weg zijn blijven bewandelen zonder toegevingen te doen aan de commercie.

We doen in de loop van de nieuwe-snaar- jaren meermaals beroep op zijn deskundigheid. Zo schrijft hij de Nederlandse tekst van Calypso-Be, een cover van een oud calypsonummer dat de draak steekt met de opkomst van de Be-bop. Dat is terug te vinden op ‘Hackàdja’ de tweede plaat van de Nieuwe Snaar in 1989 (en ook de eerste die als cd verschijnt).

In 1992 verschijnt ‘William’, de cd van de gelijknamige 4e voorstelling. Op deze plaat staat ‘Mr Ghost goes to town’ een nummer uit 1936 waarvoor Wannes de Nederlandse tekst maakt. Op dezelfde plaat staat Calypso-A, een ironisch nummer van Jan over het verschil tussen de zonnige elegante muziek uit de Caraïben en onze wat stroeve Vlaamse volksmuziek. Tussen elke calypso-strofe zit er een Vlaamse en we hebben het idee opgevat om deze strofes telkens te laten zingen door Wannes. Hij vraagt hiervoor de nodige bedenktijd, het is immers niet simpel om als legendarisch volkszanger jezelf een beetje te ironiseren en alles wat je tot dan toe gedaan hebt te relativeren. Hij besluit daarom niet op onze vraag in te gaan, een beslissing die we uiteraard respecteren.

In 1993 krijgen we met de Nieuwe Snaar de titel van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen (we zullen deze titel 3 jaar dragen). Dit brengt enige geldelijke steun met zich mee waarmee we buitenlandse tournees gedeeltelijk kunnen financieren. Zo kunnen we dat jaar een maand in een theater in Barcelona spelen, en in 1994 volgt een uitgebreide Duitse tournee. Om deze tournee promotioneel te ondersteunen maken we een Duitstalige cd met als titel ‘Musicomic’. Voor deze cd vertaalt Wannes 8 van onze nummers naar het Duits. Het is een  waar titanenwerk dat hij ter harte neemt: Der Schwimmer (De Zwemmer), Der Brieftrager (De Postbode), Die Kippe (Het Peukje), Eischen Vanille (IJsje Vanille), Der Ego Boogie (De Ego Boogie), Mr Ghost (zijn eigen Nederlandstalige versie vertaalt hij naar het Duits), Zu Spät (Te Laat) en Lieschen’s Kätchen (Liesje’s Poesje). Voor en tijdens de opnames van deze plaat kunnen we beroep doen op Krista, Wannes’ vrouw, die ons als geboren Duitse, als taalcoach wegwijs maakt in de geheimen van de juiste uitspraak van de Duitse taal.

Famineurzeven, dat is de naam van de voorstelling die we in het najaar van 1996 op het publiek loslaten. Een jaar later verschijnt de bijhorende cd en daarop staat het nummer ‘De zanger aan de Schelde’, een eerbetoon aan Wannes met tal van verwijzingen naar zijn liedjes. Maar zijn naam wordt nergens genoemd. Wel eindigt elke zin consequent met een woord dat eindigt op ‘elde’, dus een rijmwoord op Wannes’ familienaam.

De volgende voorstelling heet ‘De Vierde Maat’ en dat is geen toeval. Omdat we onze muzikale horizonten willen verbreden komt in 1999 een vierde muzikant de rangen van De Nieuwe Snaar versterken: Walter Poppeliers, die jarenlang de vaste contrabassist van Wannes is geweest, vervoegt de groep.

De contacten met Wannes worden minder frequent maar dat heeft natuurlijk te maken met de ziekte die hem treft. Na zijn eerste herstel spelen we op zijn 65e verjaardag in de lente van 2002 een huldeconcert voor hem in Boechout Vooruit, samen met Water en Wijn, Bernard Van Lent, Troissoeur, Amparo Cortes, Koen De Cauter, Mark Peeters en Karel Vingerhoets.
Jan herinnert zich ook dat Wannes en Krista in 2003 een optreden bijwoonden van ‘Woody’, een kindervoorstelling die Jan samen met Arne Van Dongen maakte met liedjes van Woody Guthrie. Zijn commentaar achteraf: ‘Het was kinderlijk – maar niet kinderachtig – mooi!’.

En dan is er zijn grote comeback in 2005 met een schitterende plaat (De maat van de seizoenen). Het concert in de Ancienne Belgique is groots en van een ontroerende schoonheid. Hier staat een man op het podium die van ver is moeten terugkomen. Helaas is het ook een zwanenzang want drie jaar later zal Wannes hervallen en overlijden. Het indrukwekkende afscheid in de Roma in november 2008 zal me altijd bijblijven.
Gelukkig kunnen we vandaag nog altijd blijven genieten en leren van zijn werk, zowel op plaat als op papier.

Kris De Smet
Januari 2020