Op de vraag of hij een getuigenis zou willen schrijven over zijn ervaringen met Wannes antwoordt Gène Bervoets dat hij graag tijd voor wil maken om erover te vertellen.
Op 9 september ontmoet ik hem voor de ingang van Museum Vleeshuis.
We mogen voor de gelegenheid plaatsnemen in het gesloten museum. We zetten ons in het kleine salonnetje met zicht op de werkkamer van Wannes.
De setting is perfect en de verteller is een professional.
De komende twee uur neemt hij mij mee op reis door zijn herinneringen.


Gène leerde Wannes kennen toen hij zijn opleiding volgde aan studio Herman Teirlinck. Je kon kiezen of je gitaar of piano ging volgen. Gitaar was bij Wannes. Gène wilde de beide instrumenten kunnen maar gitaar koos hij hoofdzakelijk om les te kunnen krijgen van Wannes.
Zijn gitaarles viel op een onmogelijk moment voor een student: zaterdagochtend 9 uur. Gène was vaak nog niet helemaal wakker na zijn studentikoze vrijdagavond-uitstappen. Meer dan eens besloten ze daarom dat het zinvoller was om een koffie te gaan drinken in café Den Boer Van Tienen. Wannes weidde Gène tijdens deze ‘lessen’ in, in het mysterie van de flamenco en de volksmuziek. Wannes vertelde heel graag en Gène hing, naar eigen zeggen, aan zijn lippen.
Al heel snel groeide er een soort vertrouwen, er was een soort van ‘klik’ en na korte tijd stelde Wannes voor dat Gène zou meezingen op zijn volgende elpee: Volksliederen (1980).


Gène verwoordt deze ervaring als een mijlpaal in zijn leven. Er ging een wereld voor hem open tot in het buitenland toe. Hij was toen 21 jaar. De vastberadenheid en overtuiging waarmee Wannes de dingen bekeek, beschreef en ervoer, fascineerde Bervoets.
Wannes kon zich bijvoorbeeld danig opwinden in de teloorgang van de vleeshuiswijk en kon daarvan zo kwaad worden dat het leek of hij het ook aan iedereen die zat te luisteren, verweet. Gène herkent de sfeer in de Werkkamer. Vele uren bracht hij door bij Wannes in de Antoon Van Dyckstraat (waar de oorspronkelijke werkkamer zich bevond) om te repeteren voor de elpee Volksliederen. Gène zong samen met Christine Den Ouden (Den Hollander) de begeleidende stemmen. In zijn herinnering heeft hij vele uren alleen samen met Wannes gerepeteerd in de werkkamer. Hij heeft daar ontzettend veel aan gehad en het blijft hem verbazen dat Wannes hem uitkoos om op zijn elpee mee te zingen. Hij voelt zich hierdoor een beetje uitverkoren en blijft onder de indruk. Misschien herkende Wannes iets van authenticiteit in hem. Gène speelde in die tijd in een punkgroep. Ook al was dit niet echt toegelaten als je een opleiding volgde in de studio, bleef hij dit doen en trok hij zich van de regels niets aan. Wannes met zijn grote voorkeur voor authenticiteit was mogelijk gecharmeerd door deze vrijgevochten jongeling.
Zelf ervoer Gène Wannes als een kunstenaar wars van alle modes en trends. Met een groot vakmanschap werkte hij aan zijn muziek en bereidde hij de opnames voor de elpee voor. De opnames gingen door in de Steurbaut Studio in Gent. Alles stond helemaal klaar toen ze toekwamen. De muziek werd integraal opgenomen, zang en instrumenten tegelijk. De voorbereiding was zo precies dat ze binnen het uur klaar waren met de opnames en het was meteen goed. “De verschillende lagen die erin zitten, dat is de handtekening van Wannes, hij wist perfect waar hij mee bezig was”.

Er zijn wel wat overeenkomsten te ontdekken tussen Wannes en Gène. Beiden begonnen hun opleiding aan de academie voor beeldende kunsten maar kozen uiteindelijk voor een andere weg. Gène verleerde er zijn goesting om dingen te creeëren en werd teleurgesteld in de wereld van de kunsten. Een docent gaf hem de raad om aan de studio te gaan studeren.
Wannes keerde de kunstwereld de rug toe omdat hij zich niet thuis kon voelen in de commerciële kant van de zaak. Hij bleef wel kunst maken. Het was zijn ‘violon ‘d Ingres’.
Bij het rondkijken in de werkkamer merkt Gène op dat hij zich, net als Wannes, graag met mooi gemaakte dingen omringt. Een voorliefde voor met zorg ingebonden schrijfboeken en edele vulpennen, blijkt iets te zijn wat ze gemeen hebben.


Gène studeerde in 1980 af aan de studio. In die tijd moest je als jongeman nog legerdienst doen of twee jaar burgerdienst.
Gène trok naar de Caraïben en bouwde daar een leven op. Hij heeft de indruk dat Wannes dit niet van hem begreep. Mogelijk had Wannes andere verwachtingen van hem of had hij een andere weg voor hem in gedachten. Hij heeft het hem nooit kunnen vragen. De laatste keer dat ze elkaar ontmoetten was toen Gène hem op een druilerige, regenachtige dag aan een tramhalte zag staan. Hij moet toen al ziek zijn geweest. Gène heeft hem toen kunnen overtuigen om hem thuis te brengen, niet zonder moeite, overigens.

“Er is een tijd in je leven waarin je tegen alles reageert dat ‘gearriveerd’ is. Het was in die tijd dat ik Wannes leerde kennen.
Er zijn mensen die je in je leven tegenkomt, die je iets geven; die nuttig zijn om de mens te worden die je later bent geworden. Zo iemand is van grote waarde. Zo iemand was Wannes voor mij.
Hij was zeker geen heilige. Hij kon heel fanatiek zijn over hoe je tegenover de dingen stond. Maar het is bewonderenswaardig te kunnen ervaren hoe iemand zo bij zichzelf kan blijven, hoe koppig en rücksichtslos iemand de weg kan volgen die hij heeft gekozen; zo authentiek! Wannes stond in dat opzicht buiten de tijd. Hij was thuis in de schaduwkant van de wereld. Tegelijk zat hij in een ‘zone’ een ander universum, veel breder dan Antwerpen alleen. Iemand die zo oprecht trouw is aan zijn denkbeelden, die zo absoluut gelooft in het juiste, dat is niet meer van deze wereld. Hierin was Wannes een wereldster.”


Interview door Nanna Cornelis