Gisteren heeft Klein Jowanneke Wannes Van De Velde gezien. Hij stond te wachten aan het licht van de Nationale Bank, klaar om de Leien over te steken.
Het toeval wil dat Klein Jowanneke al heel de week den dagboek van Wannes Van de Velde aan het lezen is. En dat is een ongelooflijke ervaring. Voor achttien euro moogt ge in de kop kruipen van één van de grootste dichters die Antwerpen ooit heeft voortgebracht.
Wannes vertelt in zijnen dagboek over zijn stad en hoe die volgens hem kapot gemaakt is. Door zijn ogen ziet ge het weinige dat er nog van overschiet en ge hoort zijn hart schreeuwen als hij hier of daar nog een eenzaam restant van zijn jeugd ontdekt.
De stad waarover Wannes Van de Velde schrijft is dezelfde als die van Klein Jowanneke en tegelijkertijd is dat een ander stad. En dat besef kwam zo rond bladzijde honderd ineens ongelooflijk hard binnen.
In deze stad wonen vijfhonderduzend mensen en allemaal zien die hun stad op hun manier. Den ene vindt ze vuil en crimineel, nen andere flasht zijn eigen elken avond te pletter op een plein, nog nen andere vindt al die optredens, buurtwerkersbarbecues weggegooid geld, ne vierde spreekt geen vlaams, ne vijfde chinees, ne zesde koopt Marokkaans brood bij nen Turkse bakker en houdt van het lawijt en de geestdrift waarmee dat de klein mannen op de pleintjes aan het shotten zijn.
En dat besefte Klein Jowanneke ineens: de stad, en bij uitbreiding de wereld, is niet gelijk het is. Niks is gelijk het is, maar gelijk dat ge vindt dat het is.
Wannes Van de Velde stond daar aan dat licht te wachten. Dik ingeduffeld, ne lange frak rond zijn lijf, ne sjal rond zijne nek en een klak op zijne kop. Ik zag hem staan, ene second maar, en toen was kik weg, want het werd groen en ik zat in mijnen otto en kon niet anders dan doorrijden, anders worden de mensen kwaad. En terwijl ik doorreed, twijfelde ik efkes: Heb ik Wannes wel echt gezien ?
Dat was persies of die was recht uit zijnen dagboek naar dat licht aan de Nationale Bank gelopen. Of nog zotter: ik was met mijnen otto recht zijnen dagboek ingereden.
Ik twijfelde efkes. Ik pinkte twee keer met mijn ogen en reed voort. Maar toen zag ik hem in mijne spiegel de straat oversteken.
Op het einde van zijnen dagboek, in 2002, ontdekt Wannes Van De Velde dat hij leukemie heeft. ◊En toen Klein Jowanneke dat las, kreeg hij daar ne fameuze trek van, want diezelfde week kreeg hij te horen dat ze bij een vriendin van hem ook leukemie ontdekt hadden. Daar wordt ge ambetant van. Dat verontrust u. Ge voelt u zo slap, klein en onmachtig. Niks kunt ge doen, behalve hopen. En vertrouwen. Hopen dat ge uw vriendin binnen vier jaar ook ineens aan een licht ziet staan.