Ik ben afkomstig van Alsemberg en ben jaren misdienaar geweest bij de pastoor die woonde in de pastorij in de Jan Bolsstraat; Jan Bols die volksliederen verzamelde waarvan Wannes er een aantal bewerkte. Dat was ook mijn eerste kennismaking met hem. Het Antwerps was in onze streek vooral gekend door de liekes van de Strangers maar later kwam daar dan Wannes bij.
Begin jaren ’70 werkte ik in de Beursschouwburg toen daar een theatercompilatie van het zeer populaire feuilleton “Wij heren van Zichem” werd opgezet. Ik ging mee op tournee als toneelmeester en kwam zo te weten dat er in KNS-Antwerpen een plaats als toneelmeester vrij kwam. Ik bood mij aan en werd aangenomen. Mijn eerste echte opdracht was als assistent-toneelmeester bij de productie: “ De parochie van miserie” waarvoor Wannes een aantal liederen maakte, ze kwam aanleren aan de acteurs en zelf een kleine verschijning deed als doedelzakspeler. Ik bleef een aantal jaren werken in de KNS en onze wegen kruisten elkaar af en toe.
Eind jaren ’80 sprak Wannes mij aan voor café Pallieter, het café waar al het theatervolk langs kwam. Hij vertelde mij dat hij met een poesjenellentheater wou beginnen en vroeg of ik wou meewerken. Ik moest geen moment nadenken en zei volmondig ja. Hij zou me wel contacteren na de zomer van ’81.
In januari ’81 vertrok ik op wereldreis en belandde uiteindelijk in Australië waar ik bij de laatste boer waar ik werkte een lucratief jaarcontract aangeboden kreeg. Ik heb dit niet aanvaard omdat ik terug naar huis wou om met Wannes samen te werken. In september ’81 zijn we dan van start gegaan samen met Gie en Chris Goris. Onze naam: “Water en Wijn”. We repeteerden op de zolder boven het appartement van de ouders van Wannes. Wannes sneed de poppen, zijn moeder maakte de kostuums en Gie timmerde een theater in elkaar. We repeteerden voor een grote spiegel waarin we konden zien welke bewegingen we maakten met de poppen. Het was een moeilijke zoektocht omdat we geen van allen ervaring hadden met dit medium. Stilaan voelden we dat elke pop anders was en alhoewel ze slechts hun hoofd en één arm konden bewegen had elke pop toch zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. En wanneer je voelde dat het juist zat was dit steeds een magisch moment. MAGIE. Dat is het woord dat voor mij op de eerste plaats komt als ik denk over de Poesje.
Omdat de zolder te klein was zochten we een andere plek en gelukkig kregen we een lokaaltje aangeboden bij het Decoratelier Ercola in de Wolstraat. We konden er repeteren en ook gebruik maken van het atelier.
Na twee jaar zoeken en repeteren vond Wannes dat we klaar waren om naar buiten te komen. Dat deden we in een klein zaaltje in de KNS met onze twee eerste stukken: “George gaat naar de zee” en na de pauze “Christoffel Colombus”. Het was zeker geen onverdeeld succes. De meeste mensen vergeleken ons te veel met de zeer populaire Poesje van de Reep. Onze speltechniek was wel dezelfde maar de inhoud was poëtisch en een beetje absurd. Maar we hielden vol en speelden op tournee en kregen uiteindelijk toch wel erkenning. Ondertussen waren we volop bezig met het werken aan onze volgende productie: “Betreft Jezus”.
Omdat in onze stukken af en toe ook een lied kwam leerde Wannes ons ook zingen. Dat op zich was ook heel plezant en het begon zo goed te klinken dat Wannes opperde dat er een paar vrouwenstemmen moesten bij komen. Dat gebeurde en zo ontstond ons koor “Water en Wijn”.
Na een paar jaar had ik het zo druk met mijn werk dat ik eigenlijk de verkoop van onze producties verhinderde en besloot met pijn in het hart uit de Poesje te stappen. Gelukkig vond ik in Koen Desmet, die ook in ons koor zong, een goede vervanger. Ik bleef wel zingen in het koor.
Regelmatig kwamen we op maandagavond samen om bij een glas wijn te zingen, thuis bij Frieda Verhees alias Fritske. Dat waren meestal bijzondere avonden waar we ook een andere Wannes leerden kennen. Hij vertelde over van alles en nog wat en alhoewel ik soms na een dag hard werken er niet echt zin in had, kwam ik toch steeds weer opgeladen buiten. Terwijl de buitenwereld Wannes een beetje beschouwde als een wereldvreemde wat norse man leerden wij hem kennen als een warme leermeester met veel gevoel voor humor.
Als ik Wannes zou moeten omschrijven met één woord dan zou het dat zijn: meester. Meester met woorden, meester met klanken, meester met pen en potlood, een meester die je leert kijken. Hij bezat veel kennis en schonk ze graag weg en dan was het aan jou om er al dan niet iets mee te doen.