Tekst naar aanleiding van uitkomen van de LP Wannes Van de Velde 2 in 1967

Uit het volkslied, het anonieme lied dat zich ook tot samenzang leent, ontstond het chanson, het lied van de enkeling. Daarom is het naar mijn gevoel fout om Bob Dylan met gepatenteerde folk-singers te verwarren. Lied per lied legt Dylan zijn eigen belevenissen, zijn persoonlijke Lief en Leed bloot in zijn oeuvre. Hij zingt net zo min volksliedjes als Georges Brassens dat doet. Wel is waar dat hun inspiratie sporen draagt van het volkslied, de bron van alle goede en kwade luisterliedjes.
In een gesprek gaf Jacques Brel als zijn mening te kennen dat Bob Dylan de Aristide Bruant is van het Amerikaanse chanson en zijn mening wordt gestaafd door een uitlating van Joan Baez dat het Amerikaanse luisterlied mèt het werk van Dylan lééfbaar werd.
Bob Dylan in Amerika, Edouard Jacobs en Koos Speenhoff in Nederland, Aristide Bruant in Frankrijk en Wannes van de Velde voor Vlaanderen, het zijn de aanstokers van het moderne chanson in hun land. Al ligt er tussen van de Velde en Dylan enerzijds en Speenhoff en Bruant anderzijds een tijdskloof van zeg maar ruim een halve eeuw, zij werken allemaal met het blote materiaal.
Geen stropdas, geen lefdoekje, geen bellettrie voor deze vaders die hun kind, het chanson, van straat raapten en de opvoeding ervan aan hun opvolgers overlaten. Een fijn-gevoelig luisteraar kan zijn oren openhalen aan hun onverbloemde-bloemrijke woordkeuze, maar een pijnloze bevalling maakt van het chanson een doodgeboren kind. Zie de weke Vlaamse pogingen vóór Wannes kwam.
Van de Velde herinnert er ons op deze plaat weer aan dat verleden eeuw in onze steden straatzangers aktief waren die het beluisteren waard waren, maar niet het gehoor vonden dat hun buitenlandse spitsbroeders wèl kregen.
Wannes zingt hen eindelijk in de belangstelling, maar is daarom nog geen eeuw te laat geboren. Hij trekt de straat dóór en gaat de vandaagse verschijnselen Vietnam, Televisie en Elektrische Afwasmachines niet uit de weg.
Ik weet dat sommige goedmenende Vlamingen huiverig staan tegenover van de Velde omdat hij dialekt in de mond neemt. Maar Wannes zingt zoals hij denkt en spreekt, hij is de adem van een volk en wààr in Vlaanderen hoort u op straat spontaan Nederlands spreken?
Van de Velde is het koppelteken tussen de negentiende en de twintigste eeuw. Met u en mij hoopt hij dat de Vlaamse minstrelen van deze en volgende eeuw Nederlands zullen zingen.
Zonder hun lippen te scheuren.
Johan Anthierens