Wannes van de Velde
Overbekend volkszanger, schilder, cartoonist en all-round muzikant

Als volkszanger hoeven wij Wannes van de Velde nog nauwelijks voor te stellen. Zijn pittige Antwerpse volksliedjes zijn zowel in Vlaanderen als in Nederland algemeen bekend. Maar Wannes is ook nog een cartoonist. En zijn musicale carriere begon helemaal niet met volksliedjes. Buiten blazeveer, waarmee hij nu meestal optreedt, bespeeld hij nog een zestal instrumenten van uiteenlopende aard. Daaronder geniet natuurlijk de gitaar zijn voorkeur.

Die gitaar bespeelt hij, zoals wij het in Vlaanderen en elders maar zelden gehoord hebben. Van zijn klassieke repertoire met Renaissance, en vooral Barokmuziek krijgt men helaas maar zelden iets te horen. Veel bekender is hij reeds 'als... flamencogitarist. Weinigen weten wie er op de plaat met flamenco-muziek achter het pseudoniem van Nino de San Andres de solo-gitaar bespeelt. En menig Spanjaard heeft met open mond en ongelovig gezicht zien en horen bevestigen wat hij voor een gerucht hield : in de Scheldestad krijgen Spaanse muzikanten gitaarles van een blonde Noorderling die Wannes heet (of Nino de San Andres). Vandaag zijn wij te gast bij Wannes, in zijn woning in de Schaduw van de Antwerpse kathedraal, op enkele honderden meter van het. St. Andries-kwartier, waar hij geboren is, en waar het volk waarvan hij houdt leeft en folklore schept, nu al eeuwen lang.

PARTNER — Hoe kwam jij als schilder er toe muzikant te worden, en hoe belandde je tenslotte bij het volkslied ?
WANNES — Dat ging eigenlijk helemaal vanzelf. Er zijn wel meer schilders die muzikant zijn. Muziek is gewoon een uittingsvorm net zoals de schilderkunst. En ik belande helemaal niet bij de volksmuziek, ik werd midden erin geboren. Enkele van de liedjes die ik nu zing, heb ik nog van mijn vader en grootvader gehoord. Sommige van die liedjes worden nu nog gezongen.

PARTNER — Jij bent geboren in het St. Andrieskwartier. Heeft dat een grote rol gespeeld in je muzikale ontwikkeling ?
WANNES — Zonder twijfel. Het St. Andrieskwartier is een ware schatkist van folklore. Tijdens de Spaanse bezetting was St.Andries het ontuchtkwartier. Zoals alle soldaten kwamen ook de Spanjaarden hier in de taveernen terecht. Nu is de Spaanse invloed in heel Antwerpen en het toenmalige Brabant niet weg te cijferen. In het St. Andries vind je hem alleen veel intenser. Zodat er na honderen jaren nog duidelijke sporen van die Spaanse invloed en van zijn uitwerking op de Vlaamse volksziel te vinden zijn. Je moet er eens op letten hoeveel donkere types er daar rond lopen. Dat zijn geen gastarbeiders, maar geboren en getogen Antwerpenaars met verre Spaanse voorouders.

PARTNER — Vandaar je interesse voor de flamenco ?
WANNES — Het woord zegt het zelf : « flamenco », muziek uit Vlaanderen. Met Spaanse invloed natuurlijk. Dat is dan een omgekeerd staaltje van Vlaamse folklore.

PARTNER — Enne. . . Nino de San Andres ?
WANNES. — Een voor de hand liggende schuilnaam : « De jongen uit het Sint Andrieskwartier. »

PARTNER. — Dus ook je flamenco-muziek is voor jou in zekere zin folkore ?
WANNES. — Ik kan daar moeilijk ja of nee op antwoorden. In zekere zin ja. Maar folklore is niet iets dat je gaat beoefenen. Het is iets dat moet groeien, een soort bagage die je mee krijgt van je voorouders. Net zoals je taal.

PARTNER. — Je taal ja. Ben jij eigenlijk tegen het A. B. N. ?
WANNES. — Nee absoluut niet. Een taal is niet iets waar je voor of tegen bent. Je kan een taal hoogstens wel of niet spreken. Maar je kan ze niet maken. Ik bedoel niet artificieel maken. En de liedjes die ik zing zijn nu eenmaal gemaakt door mensen die een taal spraken, mijn taal. Waarom zou ik die liedjes in het A. B. N. zingen,
ik zou dan net zo goed Esperanto kunnen gebruiken.

PARTNER. — 0. K. dat geldt voor je liedjes. Maar wat denk jij van het A. B. N. in het algemeen WANNES. — Ja dat is nogal een probleem in Vlaanderen. Theoretisch is A. B. N.: Algemeen beschaafd Nederlands. Dus de taal die gesproken wordt in Vlaanderen en Nederland. Practisch is dat echter helemaal niet zo. Het Nederlands dat de Hollanders praten is een levende taal die door het volk gesproken wordt. Het Vlaamse A. B. N. is een taal die door academici bepaald wordt. Dat is lang niet hetzelfde. Probeer jij bijvoorbeeld maar een erg geëngageerde discussie te voeren over iets dat je echt interesseert. Je tracht je gesprekspartner van je standpunt te overtuigen in een actueel onderwerp. Gesteld dat je je discussie voert in het A. B. N. Onvermijdelijk zal je jezelf er op betrappen dat je ofwel dialectwoorden gebruikt, ofwel Noordnederlandse uitdrukkingen. Deze laatste zijn eigenlijk evenzeer dialect, met dat verschil dat ze in de taal geintegreerd worden, wat uiteindelijk ook normaal is.

PARTNER. — Dus jouw bezwaar is dat A. B. N. niet echt is.
WANNES. — Voorlopig nog niet nee.

PARTNER — In die liedjes van jou komt er nog al eens een sterk gekruide passage voor. Speelt de erotiek in het volkslied een grote rol ?
WANNES. — Ja uiteraard.

PARTNER. — Hoezo uiteraard ?
WANNES. — Omdat erotiek in ieders leven een grote rol speelt. Hoe je het ook draait of keert sexualiteit is een behoefte. Zoals eten en drinken. Daarom is er ook nu zoveel fuzz over. Op dat gebied zitten wij allemaal in het zelfde schuitje. Jij en ik en de provo's en het klootjesvolk en de pastoors en de sexuologen.

PARTNER. — Maar leven wij dan niet in de eeuw van de sex ? WANNES. — Wij leven in de eeuw waarin de sex over het paard getild wordt. Dat is een tijdsverschijnsel. Niet de erotiek, die is van alle tijden. In het volkslied verschijnt zij op een onbevangen direkte manier - volgens mij trouwens veel gezonder. Euphemismen zijn een vlucht uit de werkelijkheid, en dat is meteen het echte probleem van deze tijd.

PARTNER. — Geef eens een voorbeeld.
WANNES. — Vroeger werden er na-tuurlijk ook symbolen gebruikt. Om een of 'andere reden is de molenaar een veel voorkomend sex-symbool, « malen » staat dan voor de geslachtdaad. Een andere veel voorkomende verleider is de reizende koopman, zoals in dit Middeleeuwse liedje de speldenventer : Meerseman, seidesi, lieve gheselle ! Ic hebbe een cleine cokerkyn Ic 'n vinde hier no naelde no spelle Die wel voughen soude daer in

PARTNER. — Dus rechtstreekse toespelingen op de geslachtstaad.
WANNES. — Ja, dat en het phallus symbool vindt men overal terug. Antwerpen is bijvoorbeeld een stad die door de Saliïsche Franken gesticht werd. Hun god Semini (Latijnse vorm van semen of zaad) was een phallusgod, Eeuwen later riepen en roepen de Antwerpenaren hem (onbewust) nog aan in tijden van gevaar.

PARTNER. — Natuurlijk ! De uitroep « Semini 's kinderen ».
WANNES. — Juist. Die is in de loop der tijden natuurlijk verzwakt tot zoiets als : « Wat zullemenouhebben », maar vroeger riep men inderdaad de bescherming van de god Semini aan over zijn kinderen.

PARTNER. — Bestaan er nog afbeeldingen van die god ?
WANNES. — Het originele beeldje bestaat zelfs nog. Het staat boven de poort van Het Steen.

PARTNER. — Wij hebben daar toch nooit een phallusgod gezien.
WANNES. — Allicht niet. Samen met de Spanjaarden kwamen namelijk de Jezuiëten en de Inquisitie. Toen moest het stenen pikkie van Semini er natuurlijk aan geloven. Het beeldje werd verminkt in 1585 ; omstreeks dezelfde tijd werd ook het beeld van Brabo uit de gevel van het stadhuis verwijderd en door een madonna-beeldje vervangen.

PARTNER. — Dus Antwerpen is eigenlijk een heidense stad ?
WANNES. — Antwerpen is ouder dan het christendom, ten minste ouder dan het christendom in deze streken. Na de « kerstening » werden veel heidense symbolen in de nieuwe godsdient opgenomen.

PARTNER. — Dus Semini staat niet alleen ?
WANNES. 0 nee. In de Antwerpse kathedraal werd bijvoorbeeld eeuwenlang de voorhuid van Christus vereerd.

PARTNER. — Semini 's kinderen !
WANNES. — Ja je schrikt er wel even van. Maar eigenlijk is het logisch ; Het voortbestaan van het ras mag wel een van de belangrijkste drijfveren van de mens genoemd worden. Hoe meer de beschaving en de medische wetenschap voortschrijdt, des te meer geraakt de oorzaak en de reden voor die drijfveer op de achtergrond. Maar de drijfveer blijft. Wij noemen ze nu erotiek. PARTNER. — Uit naam van onze lezers bedanken wij je hartelijk en wensen, je veel succes.
(Peter Teigler)

Partner interview.pdf

--------------------------------------------
Boon wou een Vlaamse Playboy
De voorbije maanden is er veel te doen geweest over een tentoonstelling in Antwerpen met foto’s uit de beruchte ‘Fenomenale Feminateek’ van de Vlaamse schrijver Louis-Paul Boon. Het schrappen van de tentoonstelling door een Antwerpse provinciaal CD&V-gedeputeerde deed velen steigeren.
Minder bekend is dat Boons collectie van schaarsgeklede dames veertig jaar geleden een belangrijke bron was voor ‘Partner’, een Vlaams maandblad waarvan Boon hoofdredacteur was en volgens hem een Vlaamse ‘Playboy’ moest worden.
Boon droomde er altijd van om zijn collectie te publiceren.
Vandaag is Partner een waar collector’s item. Maar het blad geraakte niet verder dan vijftien nummers. Toen ging het ‘blootblad’ failliet.