Sinds begin juli loopt weer het programma «Inpakken en Westwezen», een vrolijk en bijzonder interessant toeristisch magazine van Omroep West-Vlaanderen. Het wordt elke vrijdag uitgezonden van 14 tot 15.30 uur. Een aanrader voor thuisblijvende luistervinken die toch even in vakantiestemming willen zijn. Voor de eerste aflevering van dit seizoen schreef Wannes van de Velde een reisverslag over het Heuvelland. Wannes kent onze streek en is ook vriend van het Streekhuis. Een dubbele reden dus om zijn radiotekst ook nog eens over te nemen in «Op de Hoogte».

De kamer waarin ik dit zit te lezen ligt aan de achterzijde van een huis uit de jaren '90. Door het raam ziet men de schaarse resten van wat eens tuinen waren. Er staan nog wat bomen. Een paar kastanjes, een linde, een esdoorn, maar die zullen ook wel gauw moeten wijken voor garages. Dit is Antwerpen, België ... en ik weet wel dat ik niet te veeleisend mag zijn in een land waarvan men zegt dat het hier en daar NOG mooi is. NOG mooi want al bestaan er dan wetten om een al te grote verloédering van stad en land tegen te gaan, ze worden zelden toegepast. Meestal weet men de juiste hand te smeren. Dat kennen we, uit ervaring. Men maakt van korruptie zelfs geen geheim meer. En langzaamaan wordt het land overrompeld door een lelijkheid die in geen enkele voorbije eeuw haar gelijke heeft gekend.
En toch zijn er mensen die met een vaste -koppigheid weerstand blijven bieden aan de dynamische jongens met hun plannen op zak, zijn er streken waar de lokroep «expansie-werkgelegenheid» erg onovertuigend klinkt, en waar je hoort zeggen : «al wat we bereikt hebben is wat er NIET staat», Zo'n streek is het Westvlaamse heuvelland. Ik zeg dat niet zomaar want ik ken die streek tamelijk goed, ben er zelfs een klein beetje thuis. Ik heb er heel wat vrienden, en ik kan er de dorpen herkennen aan het silhouet van hun kerktoren. Een land vol diepe schoonheid. Puur en monumentaal. En eigenlijk praat ik er niet graag over, omdat het hier in de eerste plaats gaat over een schoonheid die alles te maken heeft met stilte, en omdat ik een beetje bang ben dat mijn gepraat te zeer de aandacht zou kunnen trekken van plots opduikende ondernemende geesten die dromen van pretparken, hotels en disneylanden. Er bestaat overigens al zo'n pretpark in die buurt, iets met menseneters en kunstmatige stroomversnellingen, op een boogscheut van Ieper, en dat is toch wel vervaarlijk dicht bij de Kernmelberg.

Maar kom; de tijd werkt in het voordeel van hen die gevochten hebben tegen wat er NIET staat, en zelfs indien het anders uitdraait, dan nog ben ik dankbaar dat ik het Heuvelland mag kennen zoals het nu is.
In het midden van mijn handpalm ligt een kleine gepunte kogel. Hij voelt zwaar aan; koper, groen door oxydatie. Dood metaal. Toch ziet hij er nog verbazend efficiënt uit, hoewel ... dodelijk, zoals in de grote oorlog, is hij beslist al lang niet meer, tenzij misschien gevoelsmatig.
Ik heb hem opgeraapt aan de rand van een vers omgeploegd veld, niet ver van het dorpje Femme 1. De ploeg moet hem naar de oppervlakte hebben gebracht. Een mitrailleurkogel. Ach, wie let er hier nog op ? Er steken er misschien nog miljoenen in deze grond, die in zijn binnenste nog steeds niet lijkt te zijn bekomen van de dodensabbath, en altijd maar opnieuw probeert om die vreemde, overbodige objekten uit te stoten ... zoals die kogel op mijn hand, zoals de helmen, de stukken geweer, de stukken van mensen, of die mooie obushulzen die je zo prachtig kunt oppoetsen met staalwol en sidol, om er bloemenvazen of paraplubakken van te maken. Wie kent ze niet, de koperen vazen op de schouwen van tantes en ooms ? Je vindt ze in het hele land. Maar hier, op het speelterrein van losgeslagen militaire waanzin, bereikt deze vorm van huisvlijt ongekende hoogten. Ik weet een kafee dat gewoon helemaal vol staat, maar dan afgeladen, met zulke hulzen. Fanatiek gepoetst geel koper, soms versierd met bloemmotieven. Dinanderie van de gruwel. Obussen, een middelgroot kafee vol, hele rijen, martiaal gerangschikt van klein naar groot, en aan de andere kant van de toog van groot naar klein, zodat ze er dom uitzien, dom en onschuldig, maar vooral nutteloos. Want dat zijn het : hutte, loze getuigen van een nutteloze slachtpartij die wel nooit meer zal worden vergeten, zeker hier niet aan het westelijk front, waar dekoratieve obussen een deel van de kuituur zijn geworden, zoals de soldatenkerkhoven met hun dekoratieve treurwilgen, waaronder we op een zacht bed van klaver kunnen staan vloeken en met onze tanden knarsen als we al die namen lezen, en die leeftijden : 19... 17... en waar we natte ogen krijgen van ellende, omdat we weten dat we er niets meer kunnen tegen ondernemen. Het is te laat, onherroepelijk «Adieu la vie, adieu l'amour, adieu toutes les femmes ...».
Ik werp de kogel, weer weg, omdat ik er in geen geval een soort aandenken van wil maken. Souvenirs van dat slag heb ik zo ook wel, Ik heb tenslc de ook al een schijtoorlog meegemaakt, de V1's van von Braun op het nippertje overleefd. Dus slinger ik hem vér van me af, het omgeploegde veld in, waar hij tussen de kluiten verdwijnt.

En daar sta ik dan, op de flank van de Kemmel, temidden van een glorieus landschap, een stuk Vlaanderen dat nu eens NIET voorgoed is verdwenen, en wat doe ik ? Ja, kniezen over oorlog, en over mijn onmacht om de pijn ongedaan te maken, En dat terwijl de lucht en het land rondom en boven mij zich vult met een poederig licht, dat velden en bomen, hoeven en dorpen met elkaar lijkt te versmelten. Een machtig samenspel van zon en wolken dat aan alles kleur geeft van tastbaar gouden stof. Een landschap in het binnenste van een wolk, waar nu en dan een °keren lichtstraal doorheen priemt.
Er moet ergens een onweer hangen. ik hoor een verre donder, ginder in Frankrijk, over de schreve, waar ditzelfde land Flandre Maritime heet. Ik zie zwarte flarden boven kleine piramiden uit een ouderwetse reklame voor sigaretten : de terrils van Bethune.
Er kruipt een dunne koelte op mijn voorhoofd : motregen. Enkele druppels maar, want gouden wolken worden nu snel opzijgeschoven door een plots opgestoken bries, die de avondlucht opentrekt als een gigantische teatermachine.
Enkele jaren geleden had een groepje heuvellanders het idee opgevat om een groot toneelspel in elkaar te steken, een volksspel, een soort alternatieve passie over de grote oorlog, gebaseerd op getuigenissen van personen die het allemaal nog echt hadden meegemaakt. Belgen, Duitsers, Fransen, Britten ... burgers en soldaten die de dodendans ontsprongen waren. Men heeft me toen gevraagd of ik daaraan wilde meewerken, kwestie van liederen uiteraard, teksten opzoeken enzo, en de mensen op weg helpen met zingen. En dat heb ik dan gedaan, omdat ik geestdrift gewaar werd. Ik had me niet vergist; geestdrift was er, en nog veel meer. Het werd een echt teateravontuur. Dat groepje is uitgegroeid tot een kleine tachtig spelers, amateurs ... van tieners tot zestigers, en die zijn er allemaal onwaarschijnlijk tegenaan gegaan. Het leek wel of er hele dorpen over dat podium rondliepen, kompleet met fanfare. We hebben maandenlang gerepeteerd, het swingde tot en mét, en het is een prachtig spel geworden. Ze noemden het : «nooit brengt een oorlog vrede» ; dat is geen nieuws, iedereen weet dat onderhand nu wel, en men durft het de laatste tijd al eens vaker baseerden : “dien oorlog kan ik nooit vergeten, hij zit gelijk een schrapnel in mijn herte, 't kan er nooit meer uit en 't doet nog altijd zeer”.
Als je een streek op die manier leert kennen, met al die taaie herinneringen, die schrapnels in die harten, dan neem je daarvan iets over, iets dat er ook nooit meer uitgaat, een stilte. En dan begrijp je des te beter dat dit niet enkel een inooi Vlaams landschap is, met expressionistische koeien ... en Eisensteinse luchten, waaronder de stadsmus op adem kan komen, maar vooral een dramastisch stuk planeet, dat na al die jaren nog steeds met stomheid is geslagen, en ongelovig toekijkt als er op zijn heuvels weer bomen groeien, of als er weer boeren over de velden stappen, en verbaasd is omdat er weer dorpen staan op het dodenslijk dat ooit de vogels met verstomming sloeg.

Wannes Van De Velde






open hier het originele artikel

Overgenomen in het blad "Op de hoogte"

Met dank aan Jo Loobuyck voor de scan van het artikel.