HUMO 2002
'Ik heb de Grote Vinger in mijn nek gevoeld'

Na een uur praten op het podium van theaterzaal Boechout Vooruit neemt hij pet en pruik af. Ik schrik. 'Zeg nu zelf: ben ik geen trendy vent? Pim Fortuyn heeft aan die kale lifestyle-kop zelfs zijn succes te danken!' Hoe zwarter de Antwerpse humor, hoe beter het met 'm gaat: Wannes Van de Velde, bijna 65, is terug van zeer ver weggeweest.

WANNES VAN DE VELDE « In de laatste maanden van 2000 kreeg ik hartkloppingen; ik raakte ook meer en meer uitgeput. Vergevorderde chronische leukemie, luidde de diagnose na een bloedonderzoek. Ineens was het: to be or not to be. Ik had ooit wel 's een kleine operatie ondergaan, maar verder had ik nog nooit een ziekenhuis vanbinnen gezien. Die leukemie kwam als een donderslag bij heldere hemel.

» Gelukkig ben ik behandeld door een zeer bekwaam arts en een groep gemotiveerde verplegers, die me er op een formidabele manier doorgesleurd hebben. Ik heb niet echt afgezien, behalve een paar dagen misselijkheid na de chemotherapie. Ik zat nog het meest in met mijn vrouw en met mijn moeder. Mag je een mens van 87 vertellen dat haar enige zoon leukemie heeft? Voor haar bestwil heb ik maar een leugentje verzonnen: telkens als ik een dag of tien naar het gasthuis moest, was ik 'gaan repeteren in Gent'.

» Mijn ziekte heeft me niet getekend of geslagen, integendeel: het was een verrijkende ervaring. Ik kijk nu meer met een contemplatieve blik. Niet dat ik de goden aanroep of in kleermakershouding zit te mediteren; ik ben zelfs niet op zoek naar Zin of Waarheid. Voor mij is contemplatie heel aards: wandelen in de stad, mezelf verliezen in de veelheid van indrukken, oplossen in de straatgeluiden, stilstaan in verwondering. Ik kan bijvoorbeeld lang staan kijken naar de bunkers in het Antwerpse stadspark, met hun gestroomlijnde architectuur. Volmaakte bouwsels van een beklemmende schoonheid, want tegelijk zijn het ook herinneringen aan een tragische tijd. Over dat contrast kan ik lang lopen nadenken, en als er iets uitkomt, schrijf ik het op.

» Ik heb mezelf ook een paar rituelen opgelegd om meer regelmaat in mijn dagen te brengen. Zo ga ik elke ochtend twee uur aan mijn schrijftafel zitten - een tip van Henry Miller, die ergens vertelt dat Blaise Cendrars dat altijd deed. Ik dacht: wat Cendrars kan, lukt me ook, en verdomme, het wérkt. Ik haal nu veel meer uit mezelf dan vroeger, toen ik af en toe zes uur aan één stuk doorpeesde. Concentratie en discipline, daar draait het om. Ik neem me voor nog meer te gaan schrijven: al die wandelingen komen in mijn 'Beschouwelijk dagboek'.»



De lieve dief

HUMO Begin december stond je voor het eerst weer op een podium - uitgerekend in het Lierse zaaltje Vredenberg, waar je in je beginjaren veel speelde.

VAN DE VELDE « Dat was toeval. Ik heb er een flamenco-optreden ingeleid en veel vrienden ontmoet die ik al een tijd niet meer gezien had. Prachtige avond! Je bent overrompeld omdat zoveel mensen je kennelijk graag zien, maar tegelijk voel je ook droefheid. 't Was pure melancholie, een beetje zoals de flamenco zelf. Ik heb veel kracht uit die avond geput. Toen ik naar huis reed, dacht ik: wat is mijn leven toch een fantastisch avontuur geweest. En ook: waarom heb ik me toch zo vaak druk gemaakt om bureaucratische pesterijen? Waarom heb ik mijn dagen daardoor laten vergallen? Ik ben verdomme veel sterker dan al die droge planten. Enfin, het heeft me deugd gedaan om weer buiten te komen.»

HUMO 'De tijd grijnst als een vriendelijke dief,' schreef je jaren geleden. Denk je er nog steeds zo over?

VAN DE VELDE « Zeker. De tijd is een lieve, begrijpende dief. Ik heb de Grote Vinger in mijn nek gevoeld, maar dat was geen kille, angstaanjagende aanraking; meer de hand van een goeie, ouwe vriend die me kwam begroeten. Er is een zee van tijd vóór me geweest, en er komt nog een zee van tijd na me waarin mijn leven er niet meer toe doet. Dat is een heel troostrijke gedachte: je bent slechts een klein, verdampend druppeltje, een passant die er even het beste van maakt. Sterven is een vervulling. Niet iets om bang van te zijn.

» Tijdens mijn ziekte kwamen ook de pijnlijke

herinneringen boven, want je gooit álles in de weegschaal. Ik zag mezelf in het Expo-jaar weer op de binnenplaats van een kazerne staan, terwijl een sergeant ons met hysterisch overslaande stem uitkafferde. Zo vernederend, zo krankzinnig dat het me nu nog raakt. Het was de allereerste keer in mijn leven dat ik op onversneden haat botste; dat vergeef ik de Belgische staat en koning Boudewijn nog steeds niet. Vorig jaar dacht ik: misschien moet ik die sergeant eens gaan opzoeken om hem te zeggen dat ik het hem vergeef, dan kom ik misschien ook zelf met die episode in het reine. Vreemd, hè? Vijftig jaar later kwam die herinnering in alle hevigheid opzetten. Onontkoombaar.»

HUMO Je hebt net het intimistische muziekdagboek 'Flamencoschetsen' uit (uitgeverij P.). Zijn ook je vroegste muzikale herinneringen de laatste tijd weer naar boven gekomen?

VAN DE VELDE « Ik hoor mijn vader liedjes zingen, onder meer van de Gentse volkszanger Karel Waeri. Eigenlijk werd er voortdurend gezongen in onze buurt, altijd stond er ergens een raam open waaruit een aria of een volksliedje waaide. Die zangcultuur hoorde gewoon bij de Antwerpse arbeidersbuurten waar ik ben opgegroeid. Mijn moeder is nu bijna negentig en ze zingt nóg - dat gaat er nooit meer uit.

» Na de oorlog ben ik in de ban gekomen van de flamenco, de gitzwarte stem van het wonder. Ik heb de flamenco leren kennen in de trage, lange nachten van het Schipperskwartier, waar marinero's rondhingen die zich niet schaamden om in de kroeg hun stem te gebruiken. Ik ging bij muziekhandel Rieter 78-toerenplaten kopen uit de Spaanse reeks van His Master's Voice, La Voz de su Amo. Ik speelde ze trager af, op 45 toeren, om te horen hoe de gitaarpartijen in elkaar zaten. Ik raakte echt behekst door de flamenco.

» Later, toen ik aan de Academie zat, is de flamenco letterlijk naar me toegekomen in de persoon van gitarist Sábas Gómez y Marín. Hij was blut in Antwerpen beland en kwam er aan de kost als tekenmodel. Dat onze paden elkaar kruisten was geen toeval, maar een teken. Sábas werd mijn meester, hij heeft me alles geleerd: de soleares, de siguiriya gitana, noem maar op. Na een jaar is hij ziek teruggekeerd naar zijn Andalusische geboortestadje Carmona, nadat hij me een lijstje namen van Grote Voorbeelden had gegeven. Die ontmoeting is een scharniermoment in mijn leven. Wat ik doe en hoe ik denk, is toen in een beslissende plooi gelegd.»

LINK ARTIKEL