Inspiratie voor zijn ‘wandelperformance’ hoeft Karel Vingerhoets niet ver te zoeken. Dit voorjaar verscheen immers de vuistdikke biografie Hier is hem terug, een lijvig werkstuk over Wannes Van de Velde (1937-2008) dat geschreven werd door voormalig VRT-producer Dree Peremans. “Dat boek leest als een trein”, vertrouwt Vingerhoets de Wannes-wandelaars toe. “Het is een mooi portret van een veelzijdige figuur, die behalve schilder, tekenaar en liedjesschrijver ook lesgever, flamen- cogitarist, componist, decorontwerper en columnist was.” Urenlang heeft Peremans ‘treingesprekken’ gevoerd met Wannes in de aanloop naar een lang radio-interview in 1996. Die treinritten, naar Berlijn en Warschau, vormden dan ook de basis voor deze biografie. Voor Dree Peremans, in wiens eigen leven Wannes’ werk veel betekend heeft, is hij de allereerste zanger die erin geslaagd is het oude volkslied zijn waardigheid terug te geven. Maar bovenal noemt hij hem “een grote meneer die boos kon zijn op de wereld, maar niet op de mensen die hem bevolken”.
‘Ne zanger is een groep’
Na de biografische intro staan de wandelaars vanzelfsprekend te trappelen om met eigen ogen de iconische plekken te zien waar Wannes in ‘t stad ooit vertoefde. Eerst brengen we een obligate groet aan het Rubensstandbeeld op de Groenplaats. Hoeft het ons immers te verwonderen dat ook deze illustere Antwerpenaar de ‘volkszanger uit het Schipperskwartier’ inspireerde bij veel van zijn maatschappijkritische liederen en teksten? Een volgende muzikale stop houden we wat verderop aan het Conscienceplein. Terwijl Vingerhoets met snedige tekstfragmenten de meester zelf aan het woord laat, begeleidt accordeonist Bernard Van Lent hem bij klassiekers als Ik wil deze nacht in de straten verdwalen. Meteen is de toon gezet voor deze wandeling die met haar muzikale intermezzo’s een teder deken legt over de ‘klaenk van de stad’, waar zelfs de toevallige passant door geraakt wordt. Het Conscienceplein was trouwens de plek waar de jonge Van Lent, als knaap van nauwelijks zestien jaar oud, destijds “mijnheer Van de Velde” voor het eerst ontmoette.
“Wannes was een grote meneer die boos kon zijn op de wereld, maar niet op de mensen die hem bevolken”
“Hij huurde toen een kamertje opde vierde verdieping boven het vroegere café Pannenhuis”, herinnert de accordeonist zich. Van dan af zou hij, samen met fluitist Walter Heynen en violist Flor Hermans, een van Wannes’ compagnons de route worden.
Jarenlang bleef het trio Groep Wannes Van de Velde trouw: tijdens de hoogdagen begin jaren zeventig toen ze meededen met het legendarische theaterstuk Mistero Buffo van de Italiaanse regisseur Dario Fo, maar ook daarna toen hun zanger door een zware depressie ging. Bovendien was Wannes er diep van doordrongen dat hij zonder zijn trouwe muzikanten niets voorstelde. De titelsong van zijn album Ne zanger is een groep uit 1976, volgens Peremans een van zijn sterkste liederen, werd intussen zelfs een begrip in muzikaal Vlaanderen. Maar wat hij daarmee vooral wilde vertellen, was hoe schatplichtig elke zanger wel is aan de cultuur waaruit hij voortkomt.
“Deze persoon die hier zo moedig staat te zingen, da’s er maar ene op ‘t eerste zicht,
want ‘t zou oneerlijk zijn al d’ander te verdringen; die honderdduzenden muziekvernuftelingen
uit alle tijden, donker en licht.”
Peintre maudit
Vingerhoets neemt ons verder mee naar de Stadswaag. In Wannes’ studententijd aan de academie was dit pleintje dé place to be voor artiesten van allerlei slag. Vooral het jazzcafé Gard Sivik werd de ontmoetingsplek voor veel kunstzinnig volk (o.a. Claus, Campert, Vinkenoog, Grignard) en de jonge garde van de academie. Met tekenen en schilderen vulde hij als student zijn dagen, maar de lange avonden waren een fascinerende muzikale ontdekkingstocht. Voor de knaap uit een werkmansgezin ging er een wonderlijke wereld open.
“We hadden niet veel nodig, we waren met weinig content. Het werkmanskind dat hogerop kan klimmen, dat zijn talenten mag ontwikkelen, dat ontsnapt aan de fabriek van zijn vader. De witte schort van het atelier zal nooit de blauwe overall van de fabriek worden. Vuil worden ze allebei, maar dan toch liever van houtskool en olieverf dan van smeer en autolak.”
Wannes is blijven schilderen en tekenen. “Samen met Christa Bernhardt, zijn weduwe, heb ik de voorbije tijd honderden tekeningen van hem bekeken ter voorbereiding van een postuum boek”, vertelt Vingerhoets. “Daar zat trouwens een verbluffend mooi zelfportret tussen dat hij al op negentienjarige leeftijd getekend heeft.” Tot in de jaren zestig – zelfs nadat zijn eerste plaat verschenen is – denkt Wannes in de schilderkunst verder te gaan. In die tijd beschouwde hij de muziek nog als zijn violon d’Ingres, veeleer een soort liefhebberij. Maar uiteindelijk koos hij toch voor een leven als zanger.
“In de kunstwereld had hij het niet zo begrepen op de avant-garde, met toonaangevende namen als de Argentijns-Italiaanse beeldend kunstenaar Lucio Fontana en de Duitser Joseph Beuys”, geeft Vingerhoets als één van de verklaringen mee. “Daardoor vreesde hij altijd een beetje een peintre maudit te blijven.”
Geur van sherry
Aan de Minderbroedersrui passeren we het standbeeld van Paul Van Ostayen. Al in zijn jonge jaren las Wannes de verzen van deze andere beroemde stadsgenoot en ze deden hem inzien hoe dicht poëzie en muziek bij elkaar aanleunen.
“Langzaam begon ik te begrijpen dat een gedicht een stolling is: net als bij muziek gaat het om intuïtie die kristalliseert in één moment. Inmiddels is Van Ostayen een oude liefde geworden.” (De Standaard, 1996)
De Bond 2013 Artikel.pdf
foto H. Selleslags