Op deze pagina vind je een overzicht van een aantal de poesjenellenstukken die geschreven en/of gebracht zijn door Wannes en zijn poppenspelers.
Tijd
Ze noemen mij den Tijd. Door niks zijn ik te stoppen. Zonder mij was er gisteren niks gebeurd, gebeurt er niks vandaag en zal er morgen niks gebeuren, want ik mààk iedere sekond, en terwijl a’k hem nog aan ’t maken zijn vliegt hem al weg, om nooit niet meer terug te komen. Ze noemen mij den Tijd. Mijnen aard is niet te vatten en dat gade misschien niet geren horen: ik heb de mensen niet nodig om te kunnen bestaan.
Dood (op)
Ik wel.
Tijd
Ha ja, gij, da’s nu niet moeilijk. Zegt liever dat ’t de mensen zijn die a’d u nodig hebben, voor hun zielige slachtpartijen.
Enfin, mij kan ’t niet schelen.
Dood
Nee, ik weet wel dat gij ‘nen egoïst zijt, die ’n a nooit of nooit niet in zijn kaarten laat loeren. Gij hebt geen gevoel gij.
Tijd
En toch kunde mij niet missen.
Dood
Hoedat niet?
Tijd
Doet niet zo onnozel Dood. Wie bepaalt er het moment waarop dat gij moet komen? Wie fabrikeert er de sekonden die den terdoodveroordeelde zit af te tellen? ’t Zou nogal straf zijn a’t de mensen niet meer wisten wanneer en om wat uur dat ze sterven.
Dood
Ja, gij ziet het allemaal heel nuchter, da’s een deel van uw job. Maar ikke … ik heb het zo gemakkelijk niet. Als ge zo lang met de mensen omgaat, en surtout op mijn manier, dan beginde zelf een beetje op ‘ne mens te trekken, en dat maakt mijn job moeilijker en moeilijker met den tijd.
George
Ik wist niet dat er mensen bestonden die de zee verachten. Hoe zou dat nu komen? Vinden ze de zee niet goed genoeg, niet passend bij hunne stand? Of is ’t maar om kontrair te doen en gevoelige zielen gelijk as ‘k ik belachelijk te maken? Ja, ’t zal wel van den die zijn … Maar wacht, d’r komt nog iemand. Laat ons is luisteren wat dat den die’ te vertellen heeft…
Visser
De reuk van zeewier ken ik zo goed da’k hem nog niet meer gewaar word. Zeewier… ik heb er twaalf verschillende soorten van in mijn haar hangen. Ik heb er mijn trui van gebreeën. De baren, daar luister ik al lang niet meer naar. Ik hoor z’ alleen nog maar, ’s nachts, a’k naar de sterren stond te zien, uit gewoonte, want echt nodig heb ik ze niet meer, ik heb genoeg aan de vuurtoren. De zee vermoeit me. Het is ‘nen ouwe zatlap die nooit niet luistert naar wat dat ‘ne mens te vertellen heeft.
Clown
(achter hem staat een stad)
Hooggeacht gepeupel, draait uw horloge terug, zo’n zes- à zevenduizend jaar, want ons theaterspel duikt op uit de nevelen van ’t verste verleden dat maar denkbaar is; uit den tijd toen a’t de stad nog maar pas was uitgevonden.
En daar, in de vlakte, in den delta van twee brede stromen, daar stond ze, de stad, la ville, the city, een dynamisch metropolis, ‘ne felle mierenhoop, bruisend van moed en leven. De mensen die heur hadden gebouwd waren bedreven in alle soorten van beeldende kunsten, literaturen en muzieken.
Werken, dat deden ze in hunne vrijen tijd, want meestal waren ze bezig met zingen en dansen. (men hoort muziek en zang) Maar hun plezier, en de felheid van hun gezangen, hunnen trots … het maakte de goden zo jaloers als beddenbakken …
Don Cristobal
Madam
Moeder
Edelen heer.
Don Cristobal
U weet zeker wel dat ik wil trouwen.
Moeder
Ik heb een dochter. Hoeveel geefd’e?
Don Cristobal
Een gouden pond in apengeld, een zilveren pond van voor de zondvloed, plus nog een handsvol nikkel die’n uw moeder heeft verbrast toen a’ ze nog een jonk meiske was.
Moeder
Daarbij wil ik nog ‘ne muilezel. Daar kan ik mee naar Lissabon, na ’t zakken van de zon.
Don Cristobal
‘Ne muilezel, dat kost te veel, dat kan e’k ik mij niet permitteren, madam.
Moeder
Gij hebt centen, Don Cristobal, gij hebt centen.
Mijn Rosita is jong, en gij, gij zijt oud, gij ouwe sukkelaar
Don Cristobal
En gij, Madam, zijt een ouw’ kween, een verrompeld hekske, dat heur gat krabt met een stekske.
Colombus
En ik die dacht dat gijlie van een hogere soort waart die de dingen van ons’ beschaving verachtte.
Montezuma
Wat heeft dat er nu mee te maken?
Natuurlijk verachten wij ullie beschaving, maar daarom de whisky nog niet. Ge komt ons beschaven … OK … Dat zal gauw genoeg gebeurd zijn. Ik wil zeggen: we zullen gauw genoeg uitgeroeid zijn. Geen belang. ’t Staat gegrift in ons’ oudste stenen? We verwelkomen in jullie de bodes van onzen dood. We dansen onzen ondergang tussen afgetakelde piramides en gouden zonnen waardat ’t goud is afgeroofd. All right. Dat ons’ pluimen en ons’ duizendjarige wijsheden maar ten onder gaan … Uwe whisky hebben we nodig om onze wanhoop een beetje zin te geven.
Colombus
Jullie uitroeien, prachtige carnavalszotten? Maar gijllie schijnt mij excellente typen te zijn, alleen maar een beetje pessimist.
Groten chief, ik neem u mee naar Europa.
Montezuma
Dank u, besten barbaar. Ga maar alleen terug. Ik wil sterven tussen de puinen van mijn keizerrijk. Met ons ras is ’t gedaan. Mijn dynastie is ten einde. Plaats voor d’ archeologen en d’ antiquairs.
© 2023
Disclaimer: Indien er media-materiaal op deze website staat waar u de rechten op bezit en hier onterecht geplaatst is, laat het ons dan a.u.b. weten.
privacy policy
Wij gebruiken cookies om uw surfervaring op deze site te verbeteren. Als u voortgaat met het surfen op deze site, gaat u akkoord met onze cookies policy.